Over delen, waarheid en waarom het niet gaat om af zijn
Er zijn periodes geweest waarin ik veel deelde.
Over wat ik tegenkwam in het leven, in mijn werk, in mezelf.
Over de laagjes die zich aandienden, de bewegingen die me verrasten, de momenten waarop ik dacht: “Daar gaan we weer.”
En ergens onderweg werd het stiller.
Niet omdat er niets meer gebeurde. Integendeel.
Maar omdat ik voelde dat ik naar binnen werd getrokken.
In het vertragen. In het verteren.
In het dieper zakken in wie ik ben.
En toch — ergens begon er weer iets te bewegen.
Laatst deelde ik in een één-op-één gesprek iets wat in mij speelde.
En ik merkte dat de ander verrast was —
alsof het niet zichtbaar was dat er nog steeds stukken in mij leven.
Dat raakte me. Niet omdat ik werd beoordeeld, maar omdat ik me realiseerde:
Als ik niet deel wat er in mij gebeurt, kan er een beeld ontstaan dat het “af” is.
Dat ik er ben.
Dat dáár het doel ligt.
En dat is precies wat ik niet wil uitdragen.
Ik deel niet omdat ik alles weet.
Niet omdat ik het nu allemaal op orde heb.
Ik deel juist omdat ik weet dat het nooit stilvalt.
Dat het leven blijft vragen, spiegelen, schuren, uitnodigen.
Er komen nog steeds strubbelingen.
Maar waar ik me er vroeger misschien tegen verzette,
zie ik nu sneller wat het me wil vertellen.
Ik vecht er minder mee.
Ik adem er vaker doorheen.
Ik weet inmiddels dat het erbij hoort.
Dat het míj erbij laat horen.
Daarom deel ik.
Omdat ik liever eerlijk laat zien waar ik ben, dan dat iemand naar mijn werk kijkt en denkt:
“Oh, dus dát is waar ik moet komen. Daar waar het stil is. Daar waar het klaar is.”
Nee.
Het gaat niet om perfectie.
Het gaat niet om af zijn.
Het gaat — misschien — om steeds een beetje meer thuiskomen.
Elke keer weer een laagje zachter, een laagje helderder.
Meer jezelf.
Echter.
Dieper.
En misschien herken jij jezelf er dan ook een beetje in.
Niet omdat we op hetzelfde punt staan.
Maar omdat we onderweg zijn.
Allebei.
Dan zijn we samen.
Niet af. Maar echt.